- 20.09.20
Mathieu Van Assche
“In feite kom ik uit de wereld van de illustratie” verduidelijkt Mathieu Van Assche. Deze graficus, geboren in 1980, komt tot de fotografie door middel van de gravure. “Zoals iedereen maakte ik vakantiefoto’s, maar ik had verder geen enkele ambitie. Op een dag ben ik naar het Carnaval sauvage (een stedelijk alternatief festival : nvdr), waarover een vriendin me gesproken had, gegaan. Ik had een klein fototoestel bij en ben beginnen fotograferen terwijl ik bij mezelf zei dat er daar een geschikt onderwerp voor grafiek was”. Wanner hij die foto’s bekijkt beslist hij om er rechtstreeks gebruik van te maken en door over te zetten op een koperen plaat en er andere gravures van te maken waarbij hij ingrijpt op het beeld. “Ik wilde elke menselijke aanwezigheid doen verdwijnen, enkel maskers overhouden. Ik hertekende dus de gezichten en drukte ze zo vervolgens opnieuw af.”
Geleidelijk aan wijzigen foto en gravure van status. “De gravure is een eenvoudig middel om af te drukken geworden en niet meer mijn einddoel. Anderzijds, de “ongelukjes” die bij de gravure altijd opduiken voegen materie, wat meer ziel toe.”
Vandaag blijft Mathieu Van Assche zich toeleggen op illustratie, grafiek, fotografie, terwijl hij vaak de diverse disciplines mengt. Maar wat de fotografie betreft heeft hij het plezier van het analoge herontdekt. “Voor alles wat raakt aan het carnaval en aan de straatfoto’s werk ik graag analoog, met kleine compacte toestellen die in je broekzak passen. Want er is nogmaals die notie van het toeval. Vervolgens het wachten alvorens het resultaat te ontdekken. En de verplichting te kiezen, de onmogelijkheid ongebreideld te mitrailleren zoals bij de digitale fotografie. Niet alles dadelijk hebben, van die situatie houd ik erg.”
Via het Carnaval sauvage maar ook de vroegere foto’s waarop hij tekent, exploreert hij diverse facetten van het masker. “Wat ik de “gesaboteerde foto’s” noem, dat dateert van lang geleden. Ik had er enkele voor mezelf gemaakt, enkel om me te amuseren. Oude foto’s gevonden op de vlooienmarkt op het Vossenplein. Twee jaar geleden heb ik ze terug opgedoken voor een kleine tentoonstelling en heb ik besloten de reeks verder te zetten. Ik maak maskers voor hen in functie van het beeld, van mijn humeur, van alles wat ik gezien heb... Ik werk altijd op de originelen om hen een tweede leven te schenken. Wanneer ik ze niet zou transformeren zouden die beelden in de prullenmand belanden, of in het beste geval bij een verzamelaar.”
Met le Carnaval sauvage bereikt hij de kern van die passie voor het masker. “De eerste keer dat ik het Carnaval sauvage gevolgd heb was ik een toeschouwer. Nu neem ik er eveneens aan deel. Het feit dat ik gemaskerd ben laat mij toe de dingen van binnenuit te beleven, een veel directer contact te hebben.” Wanneer het masker de kern uitmaakt van zijn actueel werk, is dat nochtans niet het resultaat van een weloverwogen keuze. “Ik heb niet bij mezelf gezegd : ik ga werken rond het masker. In feite is het een esthetiek waar ik van houd. In de schilderkunst bewonder ik Bosch, Breughel... Men vindt dat terug in het Carnaval sauvage en manifestaties van dezelfde
soort. In de loop der jaren heb ik enorm veel over dat onderwerp gelezen : Afrikaanse, Japanse, Chinese maskers... Het zijn zaken die mij esthetisch aantrekken en, uiteindelijk, creëer ik geleidelijk aan een coherent universum met verbanden tussen alles wat ik doe : monsters, geesten, maskers, alles wat verband houdt met het heidens feest ...”
En wanneer men hem, dikwijls, vraagt wat hij in feite doet, antwoordt hij :”Ik maak beelden. En voor mij is een foto een beeld gelijkwaardig aan een illustratie of een gravure. Het is dezelfde demarche : reacties genereren via een spontane creatie. Ik wil geen boodschap meegeven. Daarentegen interesseert het mij te zien hoe de mensen de dingen interpreteren. Het zijn zij die naar een beeld kijken, het tot leven wekken door het een betekenis toe te kennen waaraan ik totaal niet gedacht had.”